volg ons op facebook
      Laatst bijgewerkt: 05-Sep-2015

 

opmerkelijke vondsten

Deze bijdrage gaat over fossiele gastropoden Philine en Diodora

Philine en diodora

Afzettingen WTKG 35, 2014 (3), 74
Anton Janse

LUCKY SHOT PHILINE
Tijdens het uitprepareren van een Phalium, brak het gelukkig erg zandige sediment zodanig af dat een flink stuk van een ingesloten schelp bloot kwam te liggen. Na dit te hebben verstevigd en met dunne naald en penseel verder zichtbaar gemaakt te hebben, kwam de hierbij afgebeelde schelp tevoorschijn, Philine complanata Von Koenen, 1882 (fig. 1). Diameter van de laatste winding: 16 mm. Helaas is er tijdens de bewerking een stukje van de mondrand verloren gegaan, zulke schelpjes zijn dunner dan een bloemblad. Gelukkig is het restant goed herkenbaar gebleven. Uit het overige uitkomende sediment ook nog een juveniel exemplaar kunnen veiligstellen, dit heeft een doorsnede van 3 mm (fig. 2). In het Misteboek wordt deze soort "zeer zeldzaam" genoemd, dat is begrijpelijk, gezien de fragiele bouw van de schelp. Een flinke zeefbeurt en er is niets van over. Slechts met een beetje geluk èn geduld kan de collectie ermee worden verrijkt!


DIODORA
Op jacht naar haaientanden zat Sylvia verwonderd in de zeef te kijken naar deze fraaie schelp. In mijn argeloosheid merkte ik op: "Dat zou wel iets nieuws voor Miste kunnen zijn...". "Wel, wanneer dat zo is, moet je er maar een stukje over schrijven", was het antwoord.
Welnu bij deze!
Thuisgekomen bleek het echter geen noviteit te zijn, maar wel een zeer zeldzame verschijning en nog een mooi, gaaf exemplaar (fig. 3). Diodora subcostaria (d'Orbigny, 1852), een soort uit het Mioceen van de Aquitaine. Gedachtig aan de uitspraak van Arie "Wantrouw alles wat gedrukt staat" aan de slag gegaan. Deze familie komt al sedert het Eoceen in Europa voor, uit het Mioceen bekend in zuidwest en midden Frankrijk en het Bekken van Wenen. Allemaal regionen ver van Miste verwijderd, de hier te lande bekende vondsten stammen uit het Plioceen en Pleistoceen. Veel auteurs benadrukken dat, gezien de vormvariatie en die van de sculptuur, er nog niet het laatste woord over is gezegd wat benaming betreft. Ook elke beschrijver heeft een eigen interpretatie van de soorten zoals graeca, italica en apertura. Glibert benadert de verschillende vormen academisch/mathematisch, een aantal soorten en ondersoorten brengt hij in grafieken onder. Na vergelijking van de diverse vindplaatsen uit mijn collectie, zowel fossiel als recent, constateer ik dat de vormvariaties afhankelijk zijn van het milieu en de groeiomstandigheden waaronder deze dieren geleefd hebben. Maar of het allemaal verschillende soorten zijn? Een echte evolutielijn is er niet direct in te ontdekken. Daarom blijft voor mij de naam Diodora subcostaria voorlopig staan.
Dit verslagje werd mede mogelijk gemaakt door Ronald Pouwer die het fotowerk deed, Sylvia Verschueren die de schelp beschikbaar stelde en Henk Mulder, door het verstrekken van literatuurgegevens. Hartelijk dank daarvoor!

LITERATUUR
Cossmann et Peyrot, 1909-1934. Conchologie Néogénique de l'Aquitaine. – Actes de la Société Linnéenne de Bordeaux.

Janssen, A.W., 1984. Mollusken uit het Mioceen van Winterswijk-Miste. Uitg. KNNV, NGV, RMG.

Glibert, M., 1949. Gastropodes du Miocène moyen du Bassin de la Loire. – Kon. Belg. Inst. voor Natuurwetenschappen, Tweede reeks, deel 90.

Glibert, M. 1957. Gastropodes du Diestien, du Scaldisien et du Merxemien de la Belgique. – Kon. Belg. Inst. voor Natuurwetenschappen. Mededelingen XXXIII, nr. 36.

Wesselingh, F.P. & Ronald Pouwer, 2011. De fossiele schelpen van de Nederlandse kust II. Patellogastropoda en Vetigastropoda (deel 1). – Spirula, nr. 383.

Marquet, R. 1998. De Pliocene Gastropodenfauna van Kallo (Oost-Vlaanderen, België). – Belgische Vereniging voor Paleontologie, publ. nr. 17.

Landau, B., R. Marquet & M. Grigis, 2003. The Early Plio-cene Gastropoda (Mollusca) of Estepona, southern Spain. – Palaeontos, 3.